Je voelde ze niet eerder,
Ze leken er ook niet te zijn
Nergens voor nodig dacht je,
In de dagen van “the good life” .
Toen werd de hemel grijs,
De wind blies guur en wreed,
Regen viel koud als ijs,
Geen lachen meer en geen warmte.
Morgen verloor alle glans,
Vandaag werd loodzwaar,
Onrust woonde van binnen,
Het broze evenwicht brak.
Op een bedrukkend kruispunt,
Waarop veel zwarte wegen eindigen,
Ontbreken alle borden,
En zie je geen zon en geen sterren.
Dat kruispunt werd je thuis,
Je woont in de twijfel,
Met alle deuren open,
En ramen zonder perspectief.
Een grouw gevoel van binnen,
Sombere beelden overheersen,
Een koude zon staat laag,
En ze blijft ook maar even.
Teveel gedachten dolen,
En stellen niet meer gerust,
Ze jagen op elkaar,
En vervliegen zonder grip.
Mijn handen zoeken,
Naar een weinig houvast,
En mijn voeten voelen,
Nog slechts zompige bodem.
Wat was het dat me ooit staafde?
Al die dagen van weleer?
Nooit noemde het zijn ware naam,
En nu is het onvindbaar.
Kom terug houvast,
Laat je weer voelen,
En hou mij vast,
Of was ook jij maar schijn?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten